|
|||
De Southern Blues Night 2019 vond dit jaar voor de 23ste keer, zoals in de voorbije jaren, opnieuw plaats in de Parkstad Limburg Theaters in Heerlen. De verschillende optredens, indoor georganiseerd op drie podia met resp. twee in de Rabozaal, drie in de Limburgzaal en vier in het DSM-Theatercafé, is “hét jaarlijks festival voor blues liefhebbers!”. Rootstime was er met drie mensen aanwezig om met foto’s, video’s, interviews (Guy King, Tony “TC” Coleman & Henry Carpaneto) én een live sfeerverslag, aan de negen geprogrammeerde artiesten en begeleidingsbands, de nodige aandacht te geven. Mijn taak: de interviews én het live-verslag. Of, ieder uur het programma bestuderen, rennen van de ene zaal naar de andere en trachten van de optredens, die elkaar overlapten, “iets” mee te pikken; voor zover er dan geen interviews moesten gebeuren... Het was weer gezellig druk in Heerlen, met heel wat “sjiek” volk en vooral de optredens in de Rabozaal van Joey Gilmore en Guy King, gaven je het juiste gevoel van de opkomst en interesse van het vooral Limburgse (Nederlandse én Belgische) publiek, dat nog steeds erg in bluesmuziek geïnteresseerd is. Toen we rond half acht (na wat aanschuiven aan de meldbalie) voorbij de ticketcontrole waren, speelden Barn & Belle al in het Theatercafé. Barn & Belle zijn Lea Lomans (zang, drums & percussie) en Jesse Deledda (zang, gitaar, banjo). Beiden, multi-instrumentalisten, vonden elkaar op het Conservatorium van Maastricht in hun liefde voor Americana, Ragtime en Swing. Na vele concerten en jamsessies besloten ze begin 2018 samen muziek te gaan maken. Eind 2018 verbaasden ze opnieuw met het winnen van de B.R.U.L-contest (Blues & Roots Uit Limburg). Op zelfbedachte en ontwikkelde instrumenten (oliekan-gitaar, wasbord, banjo, dobro, melodica, ukelele en de “travellers” drummachine) brengen ze close-harmony, country/folk en goed in de oren klinkende muziek. Prima formule om de avond relaxt en met een goed gevoel mee te beginnen. In de Limburgzaal was Wallace Coleman als eerste aan de beurt. De Little Boogie Boy Band (Hein Meijer: zang, gitaar - Jan den Boer: contrabas & Bert Fonderie: drums) mochten een kwartiertje lang eerst hun ding doen en slaagden in hun opzet: “we’re gonna rock this house tonight!”. Met de 83-jarige Wallace Coleman erbij, was het daarna genieten van één van de laatste echte connecties met de blues helden van weleer. Coleman leerde spelen op een mondharmonica van 50 dollarcent. Zijn inspiratie haalde hij uit de muziek van Little Walter en Sonny boy Williamson. Pas na zijn pensionering, begin jaren tachtig, begon hij in het openbaar op te treden. Coleman speelde in de band van Robert Jr. Lockwood en bracht in 1997 zijn eerste soloalbum uit. Er volgden nog zes albums en talloze optredens over de hele wereld. Muzikaal is Coleman diep, héél diepgeworteld in de “old style, real deal” blues. Hij nam ons met nummers als “Who’s Been Talkin’” (Howlin’ Wolf)en “Here I Am” mee naar Chicago Blues. Een, reis die niet verveelde. In het Theatercafé was Archie Lee Hooker (de volle neef van JL Hooker!) met zijn Coast To Coast Blues Band rond negen uur ondertussen al zijn set begonnen. Op een stoel zat Archie centraal op het podium met naast hem de Braziliaanse gitarist Fred Barreto en harpist/Hammondspeler Matt Santos. De ritmesectie bestond uit de Franse bassist Nicolas Fageot en de Luxemburgse drummer Yves “DeVille” Ditsch. Als hij tiener was, richtte de in Mississippi geboren Archie Lee de gospelgroep The Marvellous Five op. De belangrijkste stap in zijn carrière maakt hij echter door zich in Californië aan te sluiten bij de band van “Boogieman” John Lee Hooker. Zijn oom en mentor introduceert hem in de wereld van de blues. In 1995 toert Archie Lee voor het eerst met Carl Wyatt & the Rhythm Kings door Europa. Tijdens deze tour neemt hij zijn eerste cd ‘Suicide Blues’ op. Daarna volgen nog vier succesvolle albums, inclusief ‘New Church Of The Blues’ [2018] met de laatste live-opname van John Lee Hooker. Tijdens zijn heel aanstekelige optreden koos Archie vooral uit zijn met vijf sterren bekroonde album ‘Chilling’ uit 2017, dat is opgedragen aan John Lee Hooker. JL zou in datzelfde jaar 100 jaar zijn geworden. Wij genoten ten volle van Archie’s verhalen en nummers als “Love Ain’t No Play Thing”, een ontroerend nummer voor alle moeders “Don’t Tell Mama”, “Bright Lights Big City (Jimmy Reed)” en “Found a Good One”, maar misten wel met “Chilling” zijn finale. Joey Gilmore: “long time no see”! Het was inderdaad even geleden (Pjeireblues 2014 – 10de Editie!) dat we hem nog eens live zagen en hem interviewden. Joey Gilmore werd in 1944 in Ocala, Florida geboren. Zoals bij zoveel Afro-Amerikanen liggen zijn roots in de plaatselijke kerk. Hij leerde zelf gitaar spelen bij een lokale kapperszaak en speelde in vele jeugdbands. In de jaren ’60 verhuisde Gilmore naar Zuid-Carolina, waar hij erg populair was in de plaatselijke blues scene en optrad met toerende blues, R&B en soul muzikanten. Hij nam in de jaren ‘70 enkele singles op (waaronder zijn debuut single uit 1971 "Somebody Done Took My Baby And Gone”/ "Do It To Me One More Time"). Zijn eerste titelloos studio album nam hij op in 1977. Pas midden jaren ’90 bracht Gilmore regelmatiger een nieuw album uit en trad hij meer op tijdens festivals. Zijn meest recente album heet ‘Respect The Blues’ [2016]. Gilmore won diverse awards, waaronder de prestigieuze IBC Award 2006, de Blewzzy Award 2008 en in 2015 mocht hij de Latin World Talent Lifetime Achievement Award in ontvangst nemen. In de Rabozaal werd Gilmore gebackt door de band van Fat "Harold” Harry (gitaar) met achter de keys René Schutte, bassist Hassan Abudaldah, drummer Jacco van den heuvel, saxofonist Jan de Ligt, trompettist Jacob Smit en trombonist Yavin Groenewegen. Wat meteen al vanaf de eerste nummers opviel, was dat Gilmore er zichtbaar zin in had. Zijn optreden straalde het uit. Met nummers als “This Time I’m Gone For Good”, de shuffle “Can’t Kill Nothin’” en “Breakin’ Up Somebody’s Home” (enkele nummers uit zijn meest recente album ‘Respect the Blues’ [2016]) bewees hij als vijfenzeventigjarige bluesman, dat hij het als frontman/zanger/gitarist nog altijd goed doet. Gilmore geeft ook ruimte aan zijn muzikanten. In “Ghosts of Mississippi” is er de bas solo van Abudaldah en in het funky “That’s What Love Will Make You Do” (twee nummers uit ‘Brandon Blues’ [2015]) soleert eerst Harry op gitaar en daarna saxofonist Jan de Ligt en vervolgens trompettist Jacob Smit. Gilmore sluit staande en wandelend naar Harry zijn set af met “Drivin’ Wheel (Blues)”. Deze blues standard uit 1936 schreef Roosevelt Sykes, maar ook Lucky Peterson, Junior Parker en Al Green namen het nummer maar al te graag op. In de finale was vooral door de sax bijdrage heel geslaagd. Bernard Allison stond rond tien uur al op het podium in de Limburgzaal waar hij met zijn vijfkoppige band Allison & Back Talk zijn kwaliteiten demonstreerde. Bernard, geboren in Chicago als zoon van bluesman Luther Allison, was voorbestemd om ook muzikant te worden. Hij vergezelde zijn vader Luther Allison (1939-1997) -de “much-missed Chicago heavyweight”- begin jaren ’70 naar festivals, waar hij in contact kwam met Muddy Waters, Hound Dog Taylor en Albert King. Terwijl zijn vader tourde leerde Bernard zelf gitaar spelen. Van zijn vader kreeg hij een Stratocaster, maar hij moest hem beloven dat hij verder zou blijven studeren. In 1983, op zijn achttiende stond Bernard met zijn vader op het podium tijdens het Chicago Blues Festival. Nadat hij de middelbare school verliet, werd Bernard door Koko Taylor uitgenodigd om met haar als lid van haar band te touren. Tijdens het touren kwam hij opnieuw in contact met Johnny Winter en Stevie Ray Vaughan. Vanaf 1985, begon Bernard ook met zijn eigen band Bernard Allison & Back Talk op te treden en in 1989 werd hij de bandleider van de Europese tour band van zijn vader. Bernard debuteerde in 1990 (in EU) solo met ‘The Next Generation’, dat hij met de muzikanten van zijn vader in Paris opnam. Bernard en Allison bleven ook in de volgende jaren verder nauw samen werken. Bernard schreef samen met zijn vader de nummers van Allison’s drie laatste albums. In 1997, het jaar dat zijn vader stierf, debuteerde Bernard in de U.S. met ‘Keepin' the Blues Alive’. Allison's album ‘Storms of Life’ [2002] scoorde op #5 in de Top Blues Albums chart. Ondanks zijn successen in de U.S. bleef Allison in Parijs wonen. Hier in Heerlen was het genieten van een funky set waarin nummers uit zijn laatste album ‘Let It Go’ (dat ik in het voorbije jaar voor Rootstime besprak!) niet konden ontbreken. Met ”Cruisin For a Bluesin”, de funky opener van ’Let It Go’, bracht hij al meteen iedereen in de zaal in de juiste stemming: “Gonna groove on down this highway, got my guitar in my hand…”. Ook het up beat nummer ”Backdoor Man”, waarin hijdan weer rondloopt met een .44 in de hand, omdat hij zich zorgen maakt om zijn liefje dat hem bedriegt, werd hier erg gesmaakt. In het jazzy “Kiddio” probeert hij te experimenteren met de blues. Bernard nam na de dood van zijn vader Luther de blues fakkel over. Dat hij aan deze opdracht met een eigen visie werkt bewees hij ook vanavond. Bernard Allison werkte zich op tot een herkenbaar, typisch en uitstekend blues muzikant van een geweldige zoon van! Rond elf uur zochten we een plaats in de bijna volgelopen Rabozaal om de rest van het optreden van Guy King te kunnen meemaken. We hadden voor zijn optreden een interview met hem en ontmoetten een super vriendelijke, erg gedreven muzikant met een duidelijke visie. Guy King is geboren en opgegroeid in Israël. Op zestienjarige leeftijd tourt King voor het eerst in de States. Vijf jaren later keert hij terug, om via Memphis en New Orléans in Chicago te landen. Van hieruit wil King verder werken aan zijn muzikale carrière in de States. In Chicago vervoegt King als lead gitarist de band van Willie Kent. Na de dood van Willie Kent (1936-2006) gaat King solo verder. King trad op in verschillende locaties in Chicago, in o.a. Buddy Guy’s Legends, Andy’s Jazz Club, House of Blues, The Green Mill en Rosa’s Lounge. King opende voor B.B. King en Buddy Guy en tourde wereldwijd. In 2008 debuteerde Guy met ‘Livin’ It’. Er volgde in 2012 ‘By Myself’ en in 2014 een album, met een duidelijke titel: ‘I Am Who I Am and It Is What It Is’. In 2016 bracht hij ‘Truth’ uit. Op één nummer “My Happiness” zingt zijn vrouw Sarah Marie Young. ‘Truth’ leverde Guy King een nominatie voor de Blues Music Award 2017 op in de categorie Best Emerging Artist Album. Guy King’s bezoek aan Heerlen maakt deel uit van zijn Truth-tour. Als de line-up die van zijn album is (en dit met enig voorbehoud!) dan stonden er op het podium bassist Joshua Ramos, drummer Samuel Jewell en pianist Tom Vaitsas. Vanavond opende hij met “Bad Case of Love” eneen heel lange versie van “See Saw” al direct twee nummers uit zijn nieuwe album en gespeeld in zijn eigen duim-stijl, die volgens kenners aan Wes Montgomery doet denken. Hij kiest daarna voor “Alone in the City” waarvoor hij teruggaat naar zijn debuut ‘Livin’ It’ en vervolgt later met de titelsong uit ‘Truth’, waarin hij “Sunny” van Bobby Hebb uit 1963, enkel begeleid door piano, meesterlijk verwerkt. Er is dan ook nog de bas solo die me zal bijblijven terwijl Guy met veel gevoel zingt: “Just a man who want to play the blues…”. Dit was genieten! Er blijft nog één optreden (én wat voor een!) open in de Limburgzaal, dit van Tony “TC” Coleman & Henry Carpaneto 5-tet. De zanger en drummer zat vanaf midden jaren ‘80 achter de drums bij niemand minder dan ”The King of Blues”, Riley Ben “B.B.” King. Op het Heerlens podium wordt “The Best Blues Drummer” van 2015 en 2016, omringd door het kwintet rond “The Best European Blues Player” van 2005, de sympathieke Italiaan Henry Carpaneto (keys/zang), Umberto Porcaro (gitaar/zang), Pietro Martinelli (bas/zang), Paolo Maffi (sax) & Stefano Bergamaschi (trompet). Coleman is, zoals hij het zelf tegen ons vertelde tijdens het interview dat we met hem deden: “geboren als drummer.” Maar ook zijn stem is er een uit duizenden: opzwepend, dwingend en soulvol. Behalve met B.B. King, die hij tot aan diens dood in mei 2015 begeleidde, tourde hij de wereld rond met blueslegendes als Otis Clay, Albert King, Etta James, Bobby Blue Band, Albert Collins, O.V. Wright, Johnny Taylor en Buddy Guy. Naast zijn drukke tourschema bracht hij vier soloalbums uit (‘Take Me As I Am’ [2017], ‘Bonjour Mr. Coleman’ [2007], ‘Travellin’ Man’ [2002] & ‘Out in the Open’ [1996]), waarop hij speelt met gastartiesten als Lucky Peterson, Kenny Neal en de blaassectie van Earth, Wind & Fire. In Heerlen zorgde “Get Ready”, de wereldhit van Rare Earth uit 1969, voor de eerste nog wat ingehouden reacties vanuit de zaal. Coleman knipoogde daarna met “A Real Mother For Ya” even naar Johnny "Guitar" Watson, die in 1977 ook al met het nummer scoorde. De nadruk lag dan “even” op zijn nauwe band en verleden met BB King, waar hij via “(She’s My Baby) Caldonia” en “How Blue Can You Get” naar relateerde. Ook groette hij (met zonnebril op!) Stevie Wonder en, dit allemaal terwijl Joey Gilmore en Bernard Allison in de coulissen stonden mee te kijken en waarschijnlijk ook meegenoten. Met o.a. “Never Make a Move Too Soon” en “The Thrill Is Gone” rondde Coleman zijn BB-hommage af. Daarna was het tijd voor “jammen met TC & company”, waarvoor TC plaats maakte voor een eerdere drummer en een extra gitarist (Dylan…). “Soul Power” deed de “overblijvers” nog eenmaal dansen in de Limburgzaal, waar de vraag wie Bobby Blue Bland kende, onbeantwoord bleef. Met zes op een rij en diep buigend sloten Coleman, Carpaneto en de rest van de band de avond geslaagd af. De band die de avond (de morgen rond half een!) in het Theatercafé “mocht” afsluiten was Phil Bee's Freedom. Deze multi-awarded Nederlandse bluesband bracht in januari haar derde album ‘Home’ uit. ‘Home’ is doorspekt met Blues-Jazz- en Soulinvloeden en ademt de sound uit de jaren ‘60 en ‘70. Naast Phil Bee (zang) maken ook Berland Rours (gitaar), John F. Klaver (slide gitaar), Pascal Lanslots (keys), Arie Verhaar (drums), Wil Hermens, Carlo van Belleghem (bas), Nicole Verouden & Tarah Ouwerkerk (b-vocs) deel uit van deze band. Zowel Carlo als John werden vanavond vervangen, waardoor Guy Smeets ook eens zijn ding “plein publique” mocht doen. Ik trok me na de opener "Down The Line" wat terug uit het publiek, want ik had honger (at daar een heerlijke wrap), was als bijna “oudje” ook een beetje moe en luisterde daarna nog van op afstand mee naar o.a. "Andy's Bar" en "I Gotta Fly". Dit was enfin, nog genieten van twee dingen tegelijk! … Van de Southern Blues 2019 gaan me twee optredens zeker bijblijven. Dit van Joey Gilmore & Band én dit van Guy King & Band. Gilmore, deze avond één van de “oudjes” en die ik al verschillende keren aan het werk zag. Hij ontroerde me vanavond door het “positieve” dat zijn muziek, zichtbaar in zijn blik, uitstraalde en, Guy King, een van de opkomende jongeren, door zijn bescheidenheid, passie en gitaar-meesterschap. Inderdaad, wat een zanger én wat een talent! Wij zullen er op 14 maart 2020 zeker opnieuw (proberen) bij (te) zijn. Met dank aan de organisatie én vrijwilligers van de Southern Blues Night, die ieder jaar opnieuw voor de Blues blijven gaan. Thanks!! Eric Schuurmans foto © Manon Houtackers
Tony “TC” Coleman & Henry Carpaneto 5-tet: VIDEO 1 VIDEO 2
Guy King VIDEO 1 VIDEO 2 VIDEO 3 VIDEO 4
Bernard Allison
Archie Lee Hooker : VIDEO 1 VIDEO 2 VIDEO 3
|
|||